
Ablatie
Boezemfibrilleren behandelen met een ablatie
Bij boezemfibrilleren ontstaan er elektrische prikkels op willekeurige plaatsen. Ablatie richt zich op het verstoren van die prikkels. Door hartspierweefsel op hele specifieke plekken te vernietigen, kunnen er op die plek geen verkeerde prikkels meer ontstaan. Hierdoor voorkom je uiteindelijk hartritmestoornissen. Hoe ziet de behandelingen uit en welke mogelijkheden zijn er?
Dit is er tot nu toe bekend over de ablatie:
- Een katheterablatie kan een succesvolle behandeling zijn bij boezemfibrilleren, maar dat geldt niet voor elke patiënt
- Er zijn soms meerdere ablatie behandelingen nodig om boezemfibrilleren te stoppen
- Een ablatie kan met verschillende technieken uitgevoerd worden, iedere techniek heeft zijn eigen voor- en nadelen
- Ablatie werkt vaak effectiever dan medicatie (zie studie 1,en studie 2)
Zo werkt ablatie
Tijdens een ablatie beschadigt de elektrofysioloog delen van de boezem met als doel elektrische prikkels te isoleren van de rest van het hart. Dit doet hij of zij door er bijvoorbeeld een cirkel omheen te ableren. Hartspierweefsel wordt zo vernietigd door het heel koud of heel heet te maken. De plekken krijgen na een paar maanden de vorm van littekenweefsel. Dit weefsel laat geen prikkels door, waardoor er in het behandelde gebied geen hartritmestoornissen meer voorkomen. Tijdens de behandeling ben je vaak volledig bij bewustzijn.
Verschillende soorten ablatie
Katheterablatie
Bij een katheterablatie worden er onder plaatselijke verdoving een paar buisjes in je liezen geplaatst. De elektrofysioloog schuift via het bloedvat katheters naar binnen die tot in de rechterboezem van je hart komen. Met echocardiografie en röntgenbeelden kunnen de katheters precies door het tussenschot van de rechterboezem naar de linkerboezem gebracht worden.
Hierna wordt de elektrische geleiding in kaart gebracht door op meerdere plekken in de boezems de elektrische signalen te meten. Op basis van die resultaten worden er bepaalde gebieden in het hartspierweefsel vernietigd door middel van verhitting (radiofrequente ablatie) of bevriezing (cryo-ablatie).
PVI (Pulmonaal Venen Ablatie)
De katheterablatie van atriumfibrilleren heet ‘pulmonaal venen (‘longvenen’) isolatie’. Tijdens de behandeling worden 4 longaders die in de linker boezem uitmonden geïsoleerd door rondom elke ader een cirkelvormig litteken te maken. Het gevolg? Elektrische signalen die in de longaders ontstaan kunnen de linker boezem niet meer bereiken, waardoor je geen last hebt van boezemfibrilleren.
Radiofrequente katheterablatie
Bij deze vorm van ablatie verhit radiofrequente stroom het hartspierweefsel, waardoor het kapot gaat en de elektrische prikkels stoppen. Met deze behandeling is het ook mogelijk om littekens te maken rondom de achterkant van de linker boezem. Dit heet box-leasie, ook wel mini-MAZE. Bij sommige patiënten is dit nodig om boezemfibrilleren te stoppen.
VATS PVI of mini-MAZE
Bij deze behandeling onderga je een PVI isolatie, maar dan door middel van een kijkoperatie. Je bent hierbij onder algehele narcose. De chirurg maakt aan allebei de kanten van je borstkas kleine sneetjes om bij het hart te komen. Hierna wordt met een radiofrequente ablatie een box-leasie gemaakt. Daarnaast wordt het hartoortje bij deze behandeling vaak preventief verwijderd of door een clip afgesloten. Het hartoortje heeft geen belangrijke functie, maar verhoogt wel het risico op het krijgen van bloedstolsels. Daarom kan verwijderen zinvol zijn.
Cryo-thermale ablatie
Tijdens cryo-thermale ablatie wordt gewerkt met een temperatuur tot wel -50 °C. De elektrofysioloog legt een ballonkatheter tegen de ingang van de longader. Als de longader is afgesloten wordt de ballon bevroren, waardoor hartspierweefsel vernietigd wordt.
Pulsed Field ablatie
Bij deze ablatie worden met behulp van een elektrisch veld kleine littekens gemaakt in het hartweefsel waar de ritmestoornis begint. Hierdoor worden de prikkels die de ritmestoornis veroorzaken geblokkeerd. Dit gebeurt door middel van een katheter, ingebracht in het hart, die plaatselijk korte maar sterke elektrische schokjes afgeeft. Door deze korte schokjes worden alleen de hartspiercellen rondom de katheter behandeld. Zenuwcellen en ander weefsel raakt hierdoor niet beschadigd waardoor het risico op complicaties verkleind.
His bundel ablatie
Werken alle eerdergenoemde ablaties niet en hebben ook medicijnen weinig effect? Dan kan ablatie van de bundel van His helpen. De His is de verbinding tussen de boezems en de kamers van je hart. Bij deze behandeling wordt de bundel van His helemaal doorgebrand. Daardoor kan je onregelmatige hartritme niet meer doorgaan naar de hartkamers. Na de behandeling is het ritme van de kamer heel traag. Er wordt daarom een paar weken voor de ablatie een pacemaker geïmplanteerd, die het ritme van je hart overneemt.
Hybride ablatie
Bij de hybride ablatie werkt de elektrofysioloog samen met een chirurg. De chirurg maakt aan de buitenkant van het hart, rondom de longaders, lijnen waar zich uiteindelijk littekenweefsel vormt. Ondertussen meet de elektrofysioloog aan de binnen- en buitenkant van het hart elektrische signalen. Hij of zij bepaalt zo of de lijnen hun werk doen. Als bij een meting blijkt dat niet alle prikkels verdwenen zijn, maakt de elektrofysioloog extra lijnen aan de binnenkant van het hart.
Modified maze procedure
Hierbij wordt tijdens een hartoperatie een longader geïsoleerd. Verder kan het dat de behandelende chirurg ook lijnen maakt op andere plekken in de boezem die mogelijk ook een rol spelen bij het ontstaan van boezemfibrilleren. Deze procedure wordt vaak uitgevoerd bij patiënten die om een andere reden een openhartoperatie ondergaan. Bij vernauwing in de kransslagaderen bijvoorbeeld.
Welke complicaties zijn er?
Een ablatie gaat altijd gepaard met een aantal risico’s. Gelukkig is de kans hierop klein. Dit zijn de meest voorkomende complicaties:
- Bloeding in de lies
- Harttamponade, dit is een gaatje in de wand van het hart waardoor bloed naar het hartzakje kan lekken
- Bloedstolselvorming die kan zorgen voor een herseninfarct
- Longproblemen door vernauwing van de longaders
- Een open verbinding tussen de boezem van het hart en de slokdarm
- Een allergische reactie op bijvoorbeeld de pleisters of het gebruikte desinfectiemiddel
Ablatie herstel
Bij een ablatie wordt er hartweefsel beschadigd. Logischerwijs volgt er na de behandeling een herstelperiode. Na de behandeling blijf je ongeveer 2 dagen in het ziekenhuis. Heb je naast een ablatie een andere operatieve ingreep gehad? Dan kan het dat je langer moet blijven. Thuis start je herstelperiode. Hoe herstel je zo goed mogelijk van ablatie?
- Vermijd zware inspanning en sporten tijdens de eerste 3 dagen na de behandeling, hierna kun je langzaam opbouwen
- Kies voor rustige inspanning zoals wandelen, fietsen of yoga
- Eet gezond (veel groenten en fruit, weinig zetmeel en vet)
- Slaap goed
- Vermijd stress, roken en alcohol
Tijdens de herstelperiode kan je hartritme nog wat onregelmatig zijn.
Controles na een ablatie
Na een ablatie kom je nog regelmatig terug op controle. Controles vinden 3, 6 en 12 maanden na de behandeling plaats. Tot je eerste controle gebruik je nog medicatie (zoals anti-aritmica) en bloedverdunners. Dit is belangrijk, omdat veel patiënten tijdens de eerste maanden nog last hebben van hartritmestoornissen.
Tijdens je controles maakt je arts een continue hartritmeregistratie en een ECG. Is alles in orde? Dan kun je de medicatie afbouwen.
Als een ablatie niet helpt
Wanneer boezemfibrilleren toch terugkomt, zijn er verschillende mogelijkheden:
- Een extra ablatie om het herstelde hartweefsel opnieuw te beschadigen
- Medicatie aanpassen
- Een elektrische cardioversie
Deel dit artikel