Boezemfibrilleren en ablatie
Tijdens boezemfibrilleren zijn er bloedcellen in hartspierweefsel die extra hartslagen veroorzaken. Deze extra hartslagen activeren de boezems met een te hoge frequentie. Hierdoor zijn er bepaalde delen van boezems die de frequenties niet kunnen volgen, waardoor de (elektrische) geleiding onregelmatig wordt.
Een (katheter)ablatie vernietigd hartspierweefsel rondom de longaders en verandert deze in littekenweefsel. Hierdoor zijn de bloedcellen, die de extra hartslagen veroorzaken, geïsoleerd van de boezems. Boezemfibrilleren wordt op deze manier vermeden.
Boezemfibrilleren terug na ablatie
Ondanks dat ablaties succesvol boezemfibrilleren kunnen stoppen, komt de hartritmestoornis bij sommige patiënten terugkeren. Ook al zijn de longvenen geïsoleerd.
Hoe kan dit? Waarom helpt de ablatie behandeling niet altijd?
In 2016 heeft het onderzoeksteam van Stichting AFIP een antwoord gevonden. De elektrische signalen tijdens openhart operaties zijn bestudeerd bij mensen:
- zonder boezemfibrilleren
- met kortdurend en aanvalsgewijs boezemfibrilleren
- met langdurig boezemfibrilleren
Uit het onderzoek is gebleken dat elektrische golven een chaotisch patroon aannemen bij mensen met langdurig boezemfibrilleren. Dit wil zeggen dat de golven van de binnen- naar de buitenkant van het hart oversteken en vice versa. De binnen- en buitenkant van het atrium is elektrisch ontkoppeld.
Deze elektrische ontkoppeling maakt ritmestoornissen erg stabiel.
Waar moet de arts ableren?
Het onderzoeksresultaat geeft aan waarom boezemfibrilleren moeilijk te behandelen is. De vraag is waar de arts moet ableren als er zoveel elektrische golven aanwezig zijn. Patiënten kunnen meerdere ablaties ondergaan, maar de kans is aanwezig dat de beschadigingen niet alle elektrische signalen verstoren. Daarnaast kan het herstel van hartspierweefsel er voor zorgen dat boezemfibrilleren wederom terugkeert.